Select Page

Bizarre bijbelverhalen: Vrouwenroof à la IS(IS) en Boko Haram

by | Jun 6, 2015 | Uncategorized | 1 comment

 

Vrouwenroof à la IS(IS) en Boko Haram

Kim Walker Smith: Still Believe

   

 
You are the same, yesterday, today and forever!
 
Kinderen van God hebben sterk de neiging om over de bizarre en vaak gruwelijk verhalen van door Jehova (God) gesanctioneerde acties heen te lezen. Als ze horen over de meisjesroof van de extremistische Jihadisten van IS en Boko Haram dan denken ze al gauw dat dat komt omdat ze de verkeerde God (Allah) aanbidden en dat hun God (Jehova) anders is. Die acties hadden echter zomaar op grond van de Bijbel gerechtvaardigd kunnen worden. Lees maar eens mee in de fraaie vertaling van de Bijbel in Gewone Taal hoe het onder Jehova soms niet anders ging. Dit verhaal vind je in het boek Richteren (of Rechters). Het begint met een Leviet. Levieten waren afstammeling van Levi, één van de zonen van Jacob. Levieten hadden geen eigen grondgebied maar woonden verspreid tussen de andere 11 stammen door.
 

Een misdaad in Gibea

 

Richteren 19

Een Leviet krijgt ruzie met zijn vrouw

1 In de tijd dat Israël geen koning had, woonde er ver in het bergland van Efraïm een man. Hij was een Leviet en hij was getrouwd met een vrouw uit Betlehem in Juda. 2 Maar die vrouw kreeg ruzie met hem, en ze liep weg. Ze ging terug naar het huis van haar vader in Betlehem. Na vier maanden 3 ging haar man haar achterna. Want hij wilde haar overhalen om weer met hem mee terug te gaan. Hij had een knecht bij zich en twee ezels.
Zijn vrouw liet hem binnen in het huis van haar vader. En haar vader was erg blij om zijn schoonzoon te zien.

De vader wil dat de Leviet blijft

4 De vader van de vrouw vroeg aan zijn schoonzoon om een paar dagen in Betlehem te blijven. Dus de Leviet bleef drie dagen bij zijn schoonvader logeren. 5 Op de vierde dag wilde de Leviet vroeg in de ochtend vertrekken. Maar de vader zei: ‘Eet eerst nog iets, zodat je sterk genoeg ben voor de reis.’ 6 En de Leviet bleef wat eten. Toen zei de vader: ‘Blijf nog een nacht hier. Dat zal je goeddoen.’ 7 De Leviet wilde eerst toch weggaan, maar zijn schoonvader bleef het vragen. Daarom bleef de Leviet nog een nacht.
 
En de Leviet blijft nog een dag en nog een dag en gaat dan toch uiteindelijk weg. De vader wil z’n dochter wel heel graag het huis weer uit en dat gebeurt dan ook, ze gaat met haar man op reis terug naar zijn woonplaats. Hoe hij haar heeft kunnen overhalen of hoeveel vrijheid ze had om niet mee te gaan, wordt niet vermeld. Ze had beter bij papa thuis kunnen blijven…
 
Het was een lange reis, ze mijden Jeruzalem waar toen nog geen Israëlieten woonden en kwamen uiteindelijk in de Joodse plaats Gibea aan.
 

De Leviet komt aan in Gibea

14 De Leviet reisde dus verder met zijn vrouw en zijn knecht. Toen de zon onderging, waren ze net bij de stad Gibea in het gebied Benjamin. 15 Ze gingen de stad in omdat ze er die nacht wilden blijven. Ze liepen naar het plein van de stad. Maar er was daar niemand die hen uitnodigde om in zijn huis te slapen.

16 Korte tijd later kwam er een oude man terug van zijn werk op het land. De man hoorde bij de stam Efraïm, maar hij woonde in Gibea. De inwoners van Gibea hoorden bij de stam Benjamin. 17 Toen de man de drie reizigers zag staan op het plein, vroeg hij: ‘Waar komen jullie vandaan? En waar gaan jullie naartoe?’

18 De Leviet zei: ‘Wij komen nu uit Betlehem, in Juda. We zijn onderweg naar het bergland van Efraïm, waar ik woon. Maar er is hier niemand die ons een slaapplaats aanbiedt. 19 We hebben genoeg te eten bij ons. Voor onze ezels hebben we voer en stro, en voor onszelf hebben we eten en drinken. Wilt u ons helpen?’

20 Toen zei de oude man: ‘Bij mij zijn jullie welkom. Want jullie moeten vannacht niet op dit plein slapen. Ik zal zorgen voor alles wat jullie nodig hebben.’ 21 De oude man nam hen mee naar zijn huis en voerde de ezels. Daarna wasten zij zich, en ze aten samen.

 
Helaas, ‘s nachts komen er een stel slechteriken  van kennelijk onbestemde seksuele voorkeur naar het huis.  Ze hadden het in eerste instantie op de man gemunt, maar gelukkig kon hij gered worden door de maagdelijke dochter van de gastheer en de vrouw van de Leviet maar aan te bieden.
 

De vrouw wordt verkracht

22 Toen ze met elkaar aan het eten waren, kwamen er slechte mannen naar het huis van de oude man. Ze kwamen van alle kanten uit de stad, en ze bonsden op de deur. Ze riepen: ‘Breng je gast naar buiten. Dan zullen we hem eens lekker pakken!’ 23 De oude man ging naar buiten, en zei: ‘Nee, vrienden, die man is mijn gast. Zoiets slechts en verschrikkelijks kunnen jullie niet doen! 24 Maar ik heb een dochter die nog nooit met een man geslapen heeft. Ik kan haar en de vrouw van mijn gast naar buiten sturen. Pak die vrouwen maar, doe met hen wat jullie willen. Maar doe geen slechte dingen met mijn gast.’ 25 Maar de mannen uit de stad wilden niet naar hem luisteren.
Toen duwde de Leviet zijn vrouw de straat op. De mannen uit de stad verkrachtten de vrouw, de hele nacht. Pas toen de zon opkwam, lieten ze haar gaan.26 Toen het licht werd, sleepte de vrouw zich naar het huis waar haar man logeerde. Daar viel ze voor de drempel neer.
 

 

De Leviet dacht de volgende ochtend maar weer vrolijk zijn reis te vervolgen, toen hij bij de deur iets zag liggen: z’n vrouw. “Verrek”, moet hij gedacht hebben, ik had immers ook nog een vrouw. En toen hij even goed keek, zag hij dat ze dood was! Hij laadde haar op een ezel, kwam thuis aan en leende even een slagersmes:

 

De Leviet snijdt zijn vrouw in stukken

27 Die ochtend deed de Leviet de deur van het huis open, omdat hij verder wilde reizen. Toen zag hij zijn vrouw op de grond liggen, met haar handen uitgestrekt naar de deur. 28 Hij zei tegen haar: ‘Sta op, we gaan weer verder.’ Maar ze antwoordde niet, want ze was dood. Daarom pakte hij haar op, legde haar op een ezel en vertrok naar zijn woonplaats.

29 Thuis pakte de Leviet een mes en sneed het lichaam van zijn vrouw in twaalf stukken. Hij stuurde naar elke stam van Israël één stuk. 30 En iedereen die het zag, zei: ‘Zoiets is nog nooit gebeurd in Israël. We hebben nog nooit zoiets meegemaakt vanaf de dag dat we bevrijd werden uit Egypte tot nu toe. Laten we bij elkaar komen en goed overleggen wat we moeten doen!’

 

Zo kregen alle Israëlieten dus via een vlees-twitter een idee van wat er gebeurd zou kunnen zijn. Ze verzamelen zich dan vanuit het hele land en de Leviet krijgt de gelegenheid zijn verhaal te vertellen (let maar eens op hoe secuur hij dat doet):
 
Richteren 20:

De Leviet legt uit wat er gebeurd is

De Israëlieten vroegen: ‘Wie kan ons vertellen wat er precies gebeurd is?’4 Toen zei de Leviet, de man van de vermoorde vrouw: ‘Ik was op reis met mijn vrouw. We moesten blijven slapen in Gibea, in het gebied Benjamin. 5 Maar de inwoners van Gibea vielen me aan. Ze kwamen ’s nachts van alle kanten naar het huis waar ik logeerde. Ze wilden mij doden, en mijn vrouw hebben ze verkracht. Dat was zo verschrikkelijk, dat zij niet meer leeft.
6 Toen heb ik het lichaam van mijn vrouw in stukken gesneden. En ik heb naar ieder gebied in Israël een stuk gestuurd. Zo kon iedereen zien dat er iets verschrikkelijks gebeurd is. Dit had nooit mogen gebeuren in Israël! 7 Jullie zijn nu bij elkaar gekomen om te beslissen wat we moeten doen.’
 
 
Ze besluiten er dan maar op in te hakken en die lui in Gibea te straffen. Gibea ligt in het stamgebied van de Benjamieten en toen die Benjamieten onheil roken besloten ze als één man achter hun broeders in Gibea te gaan staan. Zo kwamen er twee legers tegenover elkaar te staan: 400.000 Israëlieten (zonder Benjamieten)  en 26.000 Benjamieten. Dan wordt er even door de Israëlieten met God (Jehova) overlegd, want die wil natuurlijk ook wel graag van de partij zijn. “Welke stam moet het eerst de Benjamieten aanvallen, Heer?”  De Heer zei toen “De stam Juda”!
Hoe dat spreken van de Heer gebeurde weten we niet. Kinderen van God hoor je dat ook vaak zeggen : “Toen zei de Heer tegen mij..”. De gedachte die ben hen op dat moment opkomt wordt tot de stem van God verheven. Dat kan buitengewoon gevaarlijk zijn, vooral als de Heer dan iets zegt over iemand anders, bijv. om die maar te doden….
Maar goed, Juda gaat er tegenaan en lijdt een enorme nederlaag. 22.000 van hun mannen sneuvelen. Israël huilt en smeekt God om raad. Wat moeten we nu doen? “Val weer aan”, zegt de Heer. Deze keer zetten ze een elite korps in. Ook die druipen met de staart tussen de benen weer af en 18.000 zijn te dood om nog af te druipen.
 
Wat een kind van God hiervan moet leren is dat je vol moet houden, dat het toch goed gaat komen als God aan je kant staat (en jij aan die van Hem!). Even niet moeilijk doen over die mislukkingen en die tegenslagen. “Nog één keer”, zegt God, “en dan zal ik jullie echt de overwinning geven”
 
Toen gingen ze een trucje uithalen. Ze lieten 10.000 van hun beste soldaten zich verstoppen in de buurt van Gibea. Zelf zouden ze dan net doen of ze op de vlucht sloegen en de Benjamieten van de stad weglokken..
 

 De Benjaminieten worden verslagen

36 De Benjaminieten werden dus helemaal verslagen. Dat gebeurde op de volgende manier: De Israëlieten waren eerst gevlucht voor de soldaten van Benjamin. Want zij vertrouwden op de soldaten die zich verstopt hadden bij Gibea. 37 Die soldaten deden onverwachts een aanval op de stad. Ze doodden alle inwoners, 38 en ze staken de stad in brand. Dat hadden ze afgesproken met de rest van hun leger.
39 De Benjaminieten dachten intussen dat ze de strijd gewonnen hadden. Want de Israëlieten waren net als de vorige keren voor hen weggevlucht. En er waren ongeveer dertig Israëlieten gedood. 40 Maar op dat moment kwam er een grote, zwarte rookwolk uit Gibea. Toen de Benjaminieten in de richting van hun stad keken, zagen ze hoe die afbrandde.
41 Intussen vielen de gevluchte Israëlieten het leger van Benjamin aan. Toen begrepen de Benjaminieten wat er met hen gebeurde. Ze raakten in paniek, 42 en ze vluchtten weg in de richting van de woestijn. Maar ze werden tegengehouden door de soldaten van Israël die uit Gibea kwamen. Heel veel soldaten van de stam Benjamin werden gedood.
  

De overgebleven mannelijke Benjamieten aan vrouwen helpen

Nou waren die Benjamieten wel landgenoten, die een probleem hadden. Alle Benjamietische vrouwen waren zo’n beetje gedood en de overgebleven Benjamietische soldaten leken veroordeeld tot blijvend vrijgezellenschap. Daar moest iets aan gedaan worden. Toen kwam er iemand met een idee. Als er een stad of streek geweest was waarvan de mensen niet mee gedaan hadden aan de strijd, dan konden die mooi een kopje kleiner gemaakt worden, op hun maagdelijke meisjes na. Die konden dan mooi aan de Benjamieten gegeven worden. En goddank was er zo’n stad, Jabes!

Richteren 21:  8 Vandaar de vraag wie van hen er niet aan de volksvergadering in Mispa had deelgenomen. Het bleek dat er uit Jabes in Gilead niemand naar het heiligdom van de HEER in Mispa was gekomen: 9 toen de strijders zich meldden, was er niemand uit Jabes bij. 10 Dus stuurden de Israëlieten twaalfduizend van hun beste soldaten naar Jabes, met als opdracht: ‘Dood alle inwoners van Jabes: mannen, vrouwen en kinderen. 11 Let wel, dood alle mannen, maar van de vrouwen alleen degenen die met een man hebben geslapen.’ 12 In Jabes bleken vierhonderd jonge meisjes nog nooit met een man te hebben geslapen. Zij werden overgebracht naar de verzamelplaats in Silo in Kanaän. 13 De volksvergadering van de Israëlieten stuurde een afvaardiging naar de Benjaminieten die zich ophielden in de rotswand van Rimmon, om vrede met hen te sluiten. 14 Daarop keerden de Benjaminieten terug en de Israëlieten gaven hun de vrouwen uit Jabes die ze in leven hadden gelaten. Maar er waren er niet genoeg voor allemaal.
 
Nou dan wordt er nog een sluw plannetje beraamd en krijgen de Benjamieten toestemming om een vrouw te roven. Zo doe je dat dan:
 

Vrouwenroof in Silo

 
15 De HEER had een bres geslagen in de stammen van Israël, en daarover voelden de Israëlieten zich nu bezwaard. 16 Daarom vroegen de leiders van de volksvergadering: ‘Wat kunnen we doen om de overlevenden van de stam Benjamin vrouwen te bezorgen nu al hun vrouwen zijn gedood? 17 Het grondgebied van Benjamin moet kunnen overgaan op een volgende generatie, want er mag geen enkele stam van Israël verloren gaan. 18 Maar wij kunnen hun onze dochters niet tot vrouw geven, want we hebben onder elkaar een vloek afgeroepen over ieder die een vrouw aan Benjamin geeft.’ 19 Toen dachten ze aan het feest ter ere van de HEER dat elk jaar in Silo werd gevierd (Silo ligt ten noorden van Betel en ten zuiden van Lebona, iets ten oosten van de weg van Betel naar Sichem), 20 en ze raadden de Benjaminieten aan: ‘Ga naar Silo en houd u daar in de wijngaarden verborgen 21 tot u de meisjes uit de stad in reidansen naar buiten ziet komen. Kom dan tevoorschijn en roof voor ieder van u een meisje om als vrouw mee te nemen naar uw eigen stamgebied. 22 Wanneer hun vaders of broers zich bij ons komen beklagen, zullen we zeggen: “Wees zo goed hen aan ons af te staan; niet iedereen heeft in de strijd een vrouw kunnen bemachtigen, en tenslotte hebt u hun uw dochters niet vrijwillig tot vrouw gegeven, dus u treft geen schuld.”’ 23 De Benjaminieten deden wat hun was aangeraden. Elk van hen greep een van de dansende meisjes en nam haar als vrouw mee naar zijn eigen stamgebied. Daar teruggekeerd herbouwden ze de steden en gingen er weer wonen
 
 

 Je moet je die toestanden eens indenken, ouders die radeloos zijn omdat hun dochters gekidnapt werden en de meisjes zelf die zich gevoeld moeten hebben als niet meer dan een stuk vee. Jehova (God) had vrouwen niet erg hoog zitten. In de tijd na Jezus is dat wel iets beter geworden, maar het blijft erg onder de maat. Ook dan worden ze nog gemaand zich aan hun man te onderwerpen.
Evangelisch gelovigen zullen soms zeggen dat deze vreselijke dingen hoorden bij het Oude Verbond (voor Jezus) en dat het in het Nieuwe Verbond heel anders is geworden. Dat roept de vraag op wat er dan anders is geworden, want God zelf kan niet anders geworden zijn. Hij zegt immers van zichzelf:

Exodus 3: 14    (NBG)    Ik ben, wie ik ben.

En van Zijn Zoon wordt gezegd:

 Hebreen 13 : 8 (NBG)
‘Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid.’

Lastig voor gelovigen. Er was dan ook direct al iemand die zo’n dikke 50 jaar na het sterven van Jezus Christus geboren was, Marcion geheten, die dit onaanvaardbaar vond en de God van het Oude Testament reduceerde tot een wraakzuchtige ondergod. Die kon de vader van Jezus niet zijn geweest.
Marcion was helemaal op Jezus Christus gefocust en het is wel interessant dat de kerk die hij stichtte de “Christelijke”  kerk werd genoemd en die andere grote beweging de “Katholieke” kerk. Deze kerk van Marcion bleef eeuwenlang bestaan naast de “Katholieke” kerk. In onze blogs over de vroege geschiedenis van de kerk zullen we hier wel weer op terugkomen.